-
1 intent
adj. (in)gespannen, aandachtig; vastbesloten--------n. bedoeling, voornemenintent1[ intent] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bedoeling ⇒ intentie, voornemen♦voorbeelden:¶ to all intents and purposes • feitelijk, in (praktisch) alle opzichten————————intent2〈bijvoeglijk naamwoord; intentness〉♦voorbeelden:2 be intent on/upon revenge • zinnen/uit zijn op wraak -
2 with intent to kill
with intent to kill
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский